U zocht voorbeeldzinnen met daarin "macht"
Resultaten 1 - 20 van 20
- alle: Hie bluus oet alle macht (Buinen)
- Fred: zee: Haar ik de macht as mien bruier Jan
- Freek: zei: As ik de macht had van mien breur Jan
- kennis: Kennis is macht (Nieuw Schoonebeek)
- lor II: As de lorre oet de rails was, mussen ze hum met man en macht er wèer indoen (Hijken)
- macht: Hij wil mit alle macht winnen (Wapserveen)
- macht: Hie leup oet alle macht (Buinen)
- macht: Dat waark gait hom boven de macht
- macht: De mensen met geld hebt de macht (Zwiggelte)
- macht: Wij hebt het wark in de macht
- macht: Aw met man en macht anpakt, is het zo gebeurd (Sleen)
- macht: Ik heb gien macht genog in de aarms um dat ding op te tillen (Balloo)
- macht: Dat giet mij boven de macht (Borger)
- macht: Boven macht waarken is stoer waark (Eexterveen)
- macht: De macht van de gewoonte (Smilde)
- macht: Der was een macht volk an het wark (Sleen)
- man I: Zie kwamen met man en macht (Borger)
- mond: As het oet je mond is, is het oet je macht (Zeyen)
- seupel: Seupel is neit veul macht in het bein, wat dovig gevuil, neit slim pienlijk (Vries)
- sjorren: Wie mossen uut alle macht sjorren om het van stee te kriegen (Emmer Erfscheidenveen)