U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mad"
Resultaten 1 - 8 van 8
- mad: Der waren kerels, die kunden in de houk van de heerd wel een mad maaien (Een)
- mad: Honderd tree lang en dartig zwad, dat is 'n maaiers mad
- mad: IJ moet hum niet over de mad kommen, dan wordt e slim hellig
- mad: De veldwachter kwamp de jonges aover het mad, doe ze bei de domenèer ien de paren zatten (Ruinen)
- mad: Ik moet even een mad gras maaien
- mad: Dat gres lig nog in het mad
- mad: Hij hef zien mad er weer opzitten (Emmen)
- mad: Ik had gistern het mad buten Meppel