U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mage"
Resultaten 1 - 20 van 40
- boeksmaote: Hij hef de mage overlane, hij kent gien boeksmaote (Ruinerwold)
- deurgevreten: Hij hef een deurgevreten mage (Sleen)
- deurgevreten: ...deurvreten mage
- drinken II: koe zonder mage (Hoogeveen)
- gekoerk: Waor komp dat gekoerk ien de mage toch van? Hej teveule eten? (Ruinerwold)
- glèende: Dat eten was zo glèenig. Aaj der mit naor de noordpool gungen, verbrandde de iesbere zuk de mage no (Barger Compascuum)
- hebben: Ik kan hum wel hebben heur, op de nochtern mage nog wel (Hoogeveen)
- hongerig: mit een hongerige mage in hoes (Barger Oosterveld)
- jokken II: De mage begunt mij te jokken
- kauwen: Aj gien last van je mage hebben wilt, dan moej je eten good kauwen (Hijken)
- kniepen: Hie hef kniepen op de mage
- koerings: Die hef last van koerings in de mage (Hollandscheveld)
- mage: De mage knort mij (Klazienaveen)
- mage: Hij hef de ogen groter as de mage (Beilen)
- mage: Dat lig mij niet lekker op de mage (Coevorden)
- mage: Hier muj de mage maar an de kapstok hangen
- mage: Dat is voedzaam, dat stiet in de mage (Hollandscheveld)
- mage: De mage dreit oe umme in het lief
- mage: Wij zet vanmiddag de mage ies op de kiste
- mage: Hij hef een mage as een Jeuden reiszak