U zocht voorbeeldzinnen met daarin "manen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- izabel: Een izabel is een lochtig peerd, miest witte manen en een witte starte, enkeln ook donkere manen en (Broekhuizen)
- klit: Een peerd hef wal ies een klit in de manen (Nieuw Dordrecht)
- made: Het giet het volk net as de manen, het valt van weelde oet het spek (Zuidwolde)
- made: Wij vist nog wel ies mit manen (Ruinerwold)
- manen II: Aj een tummerman hebben wilt, muj hum wel ies manen um te komen (Zuidwolde)
- manen II: Vrogger mugden de meinsen mekaar niet manen, waor aandern bijstunden, want dan worde erèkend, asof (Hoogeveen)
- opkubben: Ie muut het peerd de manen mooi opkuppen (De Wijk)
- zommerschurft: Zomerschurft is miestal bij peerden. Het is jokkerije in de manen en in de starte. Dan schuurt ze de (Pesse)