U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mankeren"
Resultaten 1 - 3 van 3
- deurvreten: Dei kou wil nich deurvreten, der kan hum wal wat mankeren (Barger Oosterveld)
- kuggeln: Der zal wel wat an mankeren, want hij kuggelt de heil dag an (Vries)
- mankeren: Hee had altied wat, der zal wel wat aan mankeren (Roswinkel)