U zocht voorbeeldzinnen met daarin "marken"
Resultaten 1 - 20 van 23
- brandiezer: Het veefonds gebroekt brandiezers um marken in de heurns an te brengen (Padhuis)
- flauw: Ie kunden het maor flauw marken dat het aanders worde (Hoogeveen)
- frabbe: Een frabbe van een kereltien is het, hie hef overal wat op an te marken (Sleen)
- goor: Hij hef vaste een burrel op, ie kunt het marken an zien gore taal (Ruinerwold)
- hierop: Hierop is niks an te marken (Klazienaveen)
- jaormark: De Rolder mark en die andere marken zint jaormarken (Sleen)
- krat: Mien buurman kan hiel wat ophebben veurdaj marken kunt dat e genög had hef; die giet veur 'n kratti (Westdorp)
- marken II: Zie wilt kommen te biggen marken (Anderen)
- marken III: Der binnen niet veul boeren meer, die zulf heur vei marken (Norg)
- marken III: Woj 'n dunderdag nog marken? (Sleen)
- marken III: Aj hen de mark gaot en ie wilt marken mit vee, dan muj markgeld betalen (Koekange)
- markloper: Dat is een markloper, die giet alle marken bijlangs (Sleen)
- nuttig II: Klaos is een nuttige kerel, hij hef overal wat op an te marken (Havelte)
- oeterlijk II: Oeterlijk kuj der niks an marken (Coevorden)
- ofguunst: Die hebt overal wat op an te marken, mor het is niks as ofguunst (Sleen)
- ofrauzen: Aj jo wark ofraust, valt er gewoonlijk wal wat op an te marken (Schoonebeek)
- onbespreuken: Op hum is niks an te marken; hij is van onbesprökken gedrag (Padhuis)
- ongemarkt II: Ongemarkte laomer muut ie eerst marken (Havelte)
- ordentelijk: Hij gedrag zich ordentelijk. Wat hebt ze op hum an te marken? (Broekhuizen)
- rejaal: Ze bint daor aordig rejaal op ebracht en dat kuj an de kiender wel marken (Meppel)