U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mars"
Resultaten 1 - 10 van 10
- kiep I: mars
- mars I: Die hef hielwat in zien mars
- mars I: Ik heb er de mars vol van
- mars I: De mars der goed vol an hebben
- mars I: Hie hef de mars vol (Sleen)
- mars I: Dennen hef mèer in de mars as hum goed is (Emmen)
- mars I: Hij har een beste mars in (Wapserveen)
- mars II: In nattige tied kuj in de mars gien koenen lopen laoten (Borger)
- mars II: Land in de Mars is leeg en nat laand (Padhuis)
- mars IV: Mars, maak daj weg koomt, ie hebt hier niks te maken (Pesse)