U zocht voorbeeldzinnen met daarin "menner"
Resultaten 1 - 4 van 4
- aapieskoetsier: De menner van het koetsenbedrief nuumden wij aapieskoetsier (Elim)
- menner: Op het maaimesien zat een menner en een oflegger (Norg)
- menner: Ik mot vandaoge een menner achter het peerd hebben (Emmer Compascuum)
- menner: Het is een aordige menner, hie zit aal achter je an te mennen (Sleen)