U zocht voorbeeldzinnen met daarin "merakel"
Resultaten 1 - 20 van 39
- aamborstig: Olde N. is merakel aamborstig (Hoogeveen)
- achterannegien: Schik mar bij de heerd manlu, het vuur braandt merakel en der stiet een achterannegien op de plate (Havelte)
- an I: An Jan te heuren giet het merakel (Exlo)
- dròk: Het was merakel drok op de mark (Hijken)
- ekkel: Van zo'n tamme ekkel - mit een lucefersstokkie der deur - kuj merakel mooi een tjollegie maken
- gat: Die is merakel kort veur het gat
- haverstro: Haverstro is merakel geschikt as anmaaktörf (Coevorden)
- hazepeper: Hazepeper is merakel lekker (Havelte)
- helpen: Dat spul huulp merakel (Borger)
- kleurig: De neie jurk, een mooie kleurige, stiet heur merakel best (Havelte)
- krimmetart: Doe der mar 'n beetien krimmetart op, dat helpt merakel (Padhuis)
- lekker: Die eerappels smaken mij merakel lekker (Meppel)
- lendevleis: Dat lendevleis is merakel lekker (Padhuis)
- liest II: Der is merakel tiekend op de liest veur het feest (Weerdinge)
- merakel I: Het is een merakel dat het goed oflopen is (Geesbrug)
- merakel I: Och, daor komp het aol merakel weer an
- merakel I: Wat een merakel van een meid is det, daor komp gien vent op of (Broekhuizen)
- merakel I: Wat een lui merakel (Padhuis)
- merakel I: Die kerel, dat was een mooi merakel (Exlo)
- merakel I: Wat hebt ze daor een merakel maakt um niks (Barger Compascuum)