U zocht voorbeeldzinnen met daarin "met"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 1 - 20 van 500
- aai: Die koe gaf mij een aai um de bek met de staart (Sleen)
- aai: Hie kreeg een aai met het mes over de smoel (Dalen)
- aal II: Al met al kun e der weer tegen
- aal II: Met peerd en al kwam e op de loop (Odoorn)
- aamborstig: Met zuk mistig weer bi'j zo ambörstig (Klazienaveen)
- aanderdaags-: Aanderdaogssmörgens muzzen wij het heui weer met de vork umkorrelen (Eext)
- aanderhalf: Ze waren met anderhalve man en een peerdekop (Nieuw Schoonebeek)
- aap: Daor kuj zogezegd apen met vangen
- aap: Hij is zo lillijk, ij kunt er wel aopen met vangen (Gasselte)
- aap: Met de aop strieken gaon
- absoluut: Daor heb ik absoluut niks met te maoken (Anloo)
- acht II: Ze waren met zien achten
- achter I: De buren zult wal weer achter wezen met konterbutsie betalen (Weiteveen)
- achteran: Die lu komt altied met het gat achteran
- achterbaand: Met dat glas op de weg is hum de achterband kepot gaon (Emmen)
- achtergerdien: Doou de aachtergerdienen mor dicht, gieneein hef der wat met neudig, wat of hier gebeurt (Eext)
- achtergevel: De achtergevel is met de novemberstörm inweid (Exlo)
- achterholden: Kom der non mor èerlijk met veur de dag en vertel mij alles zunder daj wat achterholdt (Hijken)
- achterlief: Dat zwien draait zo gek met zien achterlief (Emmer Erfscheidenveen)
- achtern I: Deur het natte weer was e slim in het achtern met het wark (Gasselte)