U zocht voorbeeldzinnen met daarin "metnimmen"
Resultaten 1 - 12 van 12
- klobbe: Zaag die klobbe der even of, dan kuw de boom metnimmen
- knaak: Veur een knaak maj het metnimmen (Emmen)
- lokbrood: Aj dat pèerd ophaalt, moej een stukkien lokbrood metnimmen (Sleen)
- metnimmen: Kan ik dat even metnimmen, ie kriegt het zo weer
- metnimmen: Kuj mij mörgen ok metnimmen hen Assen? (Gieten)
- metnimmen: Metnimmen is goed veur het naobrengen
- nagellös: Alles wat nagellös zit, maj metnimmen aj verhoezen gaot (Sleen)
- ofdreugen: IJ moet een handdoek metnimmen en je flink ofdreugen (Sleen)
- oppotten: IJ kunt wel alles oppotten, mor aj dood gaot, kuj het toch niet metnimmen (Eext)
- reep I: Wij zult de kinder maor een reep sukkelao metnimmen (Drouwen)
- streng I: Keunj mij ok èven een strenggie van dit rooie lettergaoren metnimmen (Hijken)
- toehèuren: Aj meent dat je die fiets toheurt, moej hum metnimmen (Balloo)