U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mislopen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- brutaol: Die rogge is aordig brutaol, dat kan wal ies mislopen (Sleen)
- goeiigheid: In de goeiigheid is dat overlegd, en toch is het mislopen
- mislopen: Wij hadden een mot in het nust zitten, mor het is mislopen (Sleen)
- mislopen: Ik har dacht da'k meteten kun, mor ik bin het hielmaol mislopen (Sleen)
- mislopen: Wij zulden mekaor in de muut lopen, maor wij bint mekaor mislopen (Borger)
- mislopen: Ik bin mislopen bai dat wicht (Peize)
- roeping: Hij is zien rouping mislopen (Peize)
- zien I: Ik heb Jan niet eziene, ik bin hum zeker mislopen (Ruinerwold)