U zocht voorbeeldzinnen met daarin "modderig"
Resultaten 1 - 7 van 7
- darg: Daarg is modderig, onvast veen (Eelde)
- fetsoen: Ie kunt mit goed fetsoen niet bij huus komen, zo modderig is het daor
- hinken: Kinder waren op de lemen dèle an het hinken, buten was het zo modderig (Diever)
- knor: As het modderig is, wordt het aal knorren as het vrös (Sleen)
- lichtkaans: Lichtkaans is het padtie hier en daor nog wel wat modderig (Diever)
- modderig: Dat padtien is modderig, pas mor op daj niet valt (Oosterhesselen)
- modderig: Hie had de schoenen aordig modderig (Rolde)