U zocht voorbeeldzinnen met daarin "moddern"
Resultaten 1 - 11 van 11
- dik II: moddern
- kolk: Wij hadden een kolling en wij waren daor an het moddern, en wij huulden der een öpper vis oet (Sleen)
- moddern: Aj moddern wilt, moej het water aordig smerig maken, aans koomt de vissen niet boven (Nijeveen)
- moddern: Dat laand is zo nat, daor moej deur moddern, aj der over wilt (Gasselte)
- moddern: Wat bin ie daor toch an het moddern, gif mij die tange mor ies even an (Hijken)
- moddern: Zit niet zo te moddern, schrief is fatsoenlijk
- ofdammen: Met moddern gungen ze met twei dammen de sloot ofdammen (Roderwolde)
- troebel: moddern
- vismoddern: moddern
- voelmaken: moddern
- zwartmaken: moddern