U zocht voorbeeldzinnen met daarin "moed"
Resultaten 1 - 15 van 15
- burger: Dat gef de borger moed (De Wijk)
- halt: Wij zölt even halt holden, dan gaow straks mit neie moed wieder (Koekange)
- hoos I: De moed is hum in de hozen zakt (Klazienaveen)
- koejak: *Koejak, koejak/En wij bint nog lang niet zat/En van je hela, hola, hou er de moed maor in... (Odoorn)
- moed: Wij moet de moed der maor inholden (Zwinderen)
- moed: Hij hef nog goeie moed (Erica)
- moed: Het is een minnig mannegien, mar der zit wel moed in (Uffelte)
- moed: Dat peerd zit moed in, die moej goed in de leide holden (Vledder)
- moed: Vrouwlu, die der altied wat mooi bijloopt, wurd wel ies zegd: Daor zit flink moed in (Koekange)
- moed: Daor he'k nog wel een beetien moed in dat dat wel klaor komp (Klazienaveen)
- moed: Moed verleuren is al verleuren (Stieltjeskanaal)
- verliezen: Moed verleuren, al verleuren (Smilde)
- wanhopen: Ie moet niet wanhopen, heb maor moed (Dwingelo)
- wilmoeds: moed
- zakken II: Alle moed zakt hum in de schoenen (Fluitenberg)