U zocht voorbeeldzinnen met daarin "moorloos"
Resultaten 1 - 8 van 8
- daarnbruud: De kast is moorloos. Dan slaot ze daarnbruud op en dan kuj zien dat e moorloos is (Sleen)
- iem: Dat iem is moorloos worden (Sleen)
- moorloos: Veur een moorloos vool zuukt ze zo meugelijk een meer, woor het vool van doodgaon is (Ekehaar)
- moorloos: De iem is moorloos worden
- moorloos: Mag ik hier wal even koffiedrinken, want ik bin vandaag moorloos (Hooghalen)
- moorloos: De verkering is uut, hij lop moorloos rond
- opzeiern: Het vool was moorloos en toen heb wij hum opzeierd (Rolde)
- zwörm: Dat zwörm is, gleu'k, moorloos (Stieltjeskanaal)