U zocht voorbeeldzinnen met daarin "muilijk"
Resultaten 1 - 16 van 16
- begun: *Alle begun is muilijk (Hollandscheveld)
- blauwveen I: Blauwvène gef beste torf, mar is muilijk te bewarken umdet het zo slecht zunne kan verdragen (Koekange)
- hoeg: Umdat hum de hoeg hangt, kan hij muilijk slokken (Pesse)
- horreldraf: Horreldraf wordt ezegd, as een peerd muilijk lèup, umdat het stief is (Hoogeveen)
- lievig: Aj lievig bint, is het altied muilijk een geschikte jurk te kopen (Ruinerwold)
- muilijk: Die vrouw hef het er muilijk met um de touwgies in handen te holden met zo'n grote hoesholding (Oosterhesselen)
- muilijk: Ie moet het joe niet zo muilijk maken (Nijeveen)
- muilijk: Ik kan dat muilijk missen (Pesse)
- muilijk: Het was een muilijk mens
- muilijk: Ze harren het er muilijk met op die begrafenis
- muilijk: Aorend was al jaoren dood en aj der over pruiten, wör ze altied muilijk (Peize)
- propvol: Een zak die proptevol is, kuj muilijk dichte bienden (Wapserveen)
- proten: Aj er over pruiten, wör ze altied muilijk
- slofhak: Aj rogge te late zeit, dan komp er een knik in en dan is ze muilijk te meien deur de slofhakke (Zuidwolde)
- vergeliek: Een vergeliek met vroeger is muilijk (Odoorn)
- voorkoeze: As de peerde haoken op de koezen hebt, dan kunt ze muilijk vreten; wij nuumt dat vaorkoezen (Havelte)