U zocht voorbeeldzinnen met daarin "muziek"
Resultaten 1 - 16 van 16
- arven II: Dat e zo goud muziek kan, hef e van zien va arfd (Barger Oosterveld)
- deunen: Die muziek deunt oe nog dagen laank in de oren (Koekange)
- gebam: De muziek rippeteert in de aole schoel naost oes, het is een gebam van jewelste (Nieuw Dordrecht)
- muziek: Oes jong zit muziek in
- muziek: Der zit muziek in dai handel
- muziek: Daor zit wel muziek in
- muziek: Jan is bij de muziek (Dalen)
- oefenen: Hij was an het muziek oefenen (Schoonoord)
- oetmonstering: De muziek is neug an een neie oetmonstering toouw (Anloo)
- opbrengen: Zie bint met muziek opbracht (Sleen)
- oprichting: Hij is al vanof de oprichting lid van de muziek (Barger Oosterveld)
- paplepel: Muziek hef hij mit de paplepel binnenkregen (Barger Oosterveld)
- paukenpeerd: ...wil waorachtig nog daansen. Ze is as een aold paukenpeerd, dat muziek heurt
- ratelschellig: De muziek was zo hard, ik worde der ratelschellig van (Fluitenberg)
- streek: Muziek maken? As het even kan nich bie os op de streek
- walsen II: Op die muziek kuj best walsen (Sleen)