U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nèeister"
Resultaten 1 - 4 van 4
- lapperij: Veur de lapperij moet maor een nèeister kommen (Sleen)
- tont: Wat een een tont van een nèeister
- verstukken: We kreegt de nèeister um de kleren wat te verstukken (Wapse)
- vertonten: De nèeister hef de hiele zaak vertont (Sleen)