U zocht voorbeeldzinnen met daarin "naald"
Resultaten 1 - 7 van 7
- hebben: Hij kan nog niet hebben dat je hum met 'n naald in de ogen prikken
- naald: Die knoop is er met de glunige naald anzet
- naald: De naald bij het dekken gung de draod deur um het reit vast te binden (Odoorn)
- oog: Dat is wal zo'n wies wiefie, die kan wal deur het oog van de naald pissen
- overweg II: Hie kan goed met de naald overweg
- spleutentrekker: is een naald met een wat briedere punt um daormet een gleuvien te steken, waor de spleut deur kan (Weerdinge)
- verzengen: Die knoop is der anzet met een glunige naald en een verzengde draod