U zocht voorbeeldzinnen met daarin "naam"
Resultaten 21 - 28 van 28
- naogeven: Iene een slechte naam naogeven (Klazienaveen)
- opgooien: Gooi die bal op en roep metien de naam van iene
- poterbewaarplaots: De naam van de poterbewaarplaots in Slien is: de ontwaakte kiem (Sleen)
- steeg: As wij zegt: der lop een koe in de steeg dan wet elk, woor e löp, het is mèer een naam veur een we (Sleen)
- toenaam: Hij nuimde ze almaol mit naam en tounaam (Barger Oosterveld)
- vergooien: Hij hef zien goeie naam vergooid (Zwinderen)
- veurganger: De naam veurganger is pas opkommen, toen er een liekwagen kwam (Sleen)
- vroeg: *Aj de naam hebt van vrog opstaon, dan kuj wal lang op bedde blieven (Sleen)