U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nochtern"
Resultaten 1 - 5 van 5
- hebben: Ik kan hum wel hebben heur, op de nochtern mage nog wel (Hoogeveen)
- nöchter: Dat is ook een nochtern Klaos (Elim)
- nochtern: 's Morgens op 't nochtern lus ik gien janever (Vledder)
- spei: Aj muggebulten hebt, muj er wat nochtern speie op doen
- strovlecht: Der kwam een strovlechte an de boom. Dan was der een nochtern bolle te koop (Pesse)