U zocht voorbeeldzinnen met daarin "noot"
Resultaten 1 - 4 van 4
- kruus I: Veur dizze noot steeit een kruus, en dat har de muziekant niet zeein
- noot: Het kiend is wel muzikaal, mar kan gien noot lezen (Uffelte)
- noot: Hij kent gien noot zo groot as een koe (Westerbork)
- noot: Het was stikkedonker, hie kun gien noot mèer zien