U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nusterij"
Resultaten 1 - 2 van 2
- nusterij: Zie hebt er hiel wat nusterij um had, veurdat ze de verkaveling der deur hadden (Borger)
- nusterij: Daor huj non niet langer over praoten, het is nusterij, zet er mar een punt achter (Oosterhesselen)