U zocht voorbeeldzinnen met daarin "oefenaar"
Resultaten 1 - 2 van 2
- oefenaar: Een oefenaar deer vroeger het waark van een dommeneer, aj die niet haren (Wapse)
- ofzeggen: Der is vanmorgen of ezegd det wij vanmiddag een oefenaar op de prèekstoel kriegt (Ruinerwold)