U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofbreken"
Resultaten 1 - 8 van 8
- keet: Die aol keet kunt ze beter ofbreken (Balloo)
- leewieken: Leewieken is hier het puntie van de vleugel ofbreken bij een ente (Zuidwolde)
- metvaller: Toen het ofbreken kwam, was er niet veule metval bij
- ofbreken: Wij wilt de schuur ofbreken (Gieten)
- ofbreken: Ie mut niet alles ofbreken, wat een aander döt (Hollandscheveld)
- ofbreken: Wij moet 't harfst nog wal wat ofbreken, wij kunt het vie almaol niet bargen (Oosterhesselen)
- ofbreken: Hij is an het ofbreken
- ofknappen: ofbreken