U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofdoppen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- ofdokken: ofdoppen
- ofdoppen: Aj de aier een beetie hard koken, kuj ze het best ofdoppen (Peize)
- ofdoppen: Woj mij even wat apeneuten ofdoppen? (Oosterhesselen)
- ofdoppen: Hij mut komen ofdoppen (Ruinen)
- ofdoppen: Nou moust gauw ofdoppen (Zuidlaren)