U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofdreugen"
Resultaten 1 - 7 van 7
- handdoek: Dou mie even de handdouk, dat kan ik mie het gezicht even ofdreugen (Barger Oosterveld)
- handdoek: Daor hank jao gien handdoek, ik kan mij niet ofdreugen (Sleen)
- ofdörschen: ofdekken, oftakeln, ofentern, ofdreugen, ofhemmeln, ofkammen, ofkneveln, ofnachten, ofprugeln, ofros
- ofdreugen: Wel helpt even de koppies ofdreugen (Padhuis)
- ofdreugen: IJ moet een handdoek metnimmen en je flink ofdreugen (Sleen)
- theedoek: Ofdreugen gebeurt met de theedoek (Zweelo)
- theegoed: Wij waren an het theegoed ofdreugen (Hoogeveen)