U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofjagen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- ofjagen: Dat peerd niet zo ofjagen, hie is nat van zwiet (Weerdinge)
- ofjagen: Wie wilt dit veld eerst even ofjagen en dan gaot wie naor dat ander veld (Klazienaveen)
- ofjagen: De smokkelware ofjagen
- steeds I: Wij zult vandaag dat steedse peerd wal ies ofjagen (Hooghalen)
- welig: Hij mut det peerd mar ies even ofjagen, want die is zo welig (Ruinen)