U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofplaggen"
Resultaten 1 - 6 van 6
- ofplaggen: Ze gungen nog een hoek heide ofplaggen (Borger)
- ofplaggen: Veurdaj gaot spitten, muj eerst ofplaggen (Fluitenberg)
- ofplakken: ofplaggen
- ondrieg: IJ moet die erpel niet zo ofplaggen
- plaggen: ofplaggen
- zudde: Most eerst de zorre der even ofplaggen (Barger Compascuum)