U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofremmen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- anvuren: Die jong van jou huj niet anvuren, die moj wat ofremmen (Eexterveen)
- ofremmen I: Ik mus hum wal een beetien ofremmen, hij gung te hard (Mantinge)
- ofremmen I: Veur die bocht moej ofremmen, aans vleeig ij der oet (Eext)
- ofremmen II: Een koe ofremmen, ...remmen en dan in de hals snieden (Dwingelo)
- remmen II: ofremmen