U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofscheiding"
Resultaten 1 - 6 van 6
- ofscheiding: De sloot is de ofscheiding (Erica)
- ofscheiding: De ofscheiding in Dwingel was in 1834 (Dwingelo)
- ofscheiding: De ofscheiding van die vereniging was niet neudig west (Klazienaveen)
- tuschen: Ze hebt een heeg poot as ofscheiding tusken beiden (Eext)
- verscheel: De boeren hadden verscheel over de ofscheiding (Beilen)
- witvoelen: De ofscheiding nao de geboorte is het schoonsel. As het te lang duurt, dan wordt het wit. Dat is wit (Sleen)