U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofvallen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- hamerslag II: Hamerslag heiten de schilfers, dei bie het smeden van het heite iezder ofvallen (Barger Compascuum)
- merakel I: Hij is van de hilde ofvallen en hij hef een hiele merakel maakt (Erica)
- mespost: mor aj veurtiedig van de mespost ofvallen, gaait hij omkanteln (Peize)
- ofvallen: Hij is vief pond ofvallen (Padhuis)
- ofvallen: Hij is van de preekstoule ofvallen
- schaol I: Ik bin gister nog op de schaal west, maor ik bin niks ofvallen (Borger)
- trap I: Bi'j van de trap ofvallen?
- vallen: As ik het daon heb, mag mij de haand er ofvallen