U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ofzetten"
Resultaten 1 - 14 van 14
- botterdirecteur: De botterdirecteur mag wel terdege oppassen; der bint een bult boeren, die al mompelt van ofzetten (Ruinen)
- ketel: De ketel zingt ok, woj hum even ofzetten? (Klazienaveen)
- ofzetten: Ie mut ze wat eerder ofzetten, aans wordt ze te dikke
- ofzetten: Ie kunt op de fietse hiel wat ofzetten ien iene dag
- ofzetten: Aj mor anpakken wilt, kuj in eein dag heeil wat ofzetten (Eext)
- ofzetten: Dee bolle kwaamp op oens ofzetten
- ofzetten: Hie kwam holderdebolder de trap ofzetten
- ofzetten: Even wat steken ofzetten (Havelte)
- ofzetten: Ik moet de kuut ofzetten
- ofzetten: Hij is goed van ofzetten
- pet I: Aj in de kerk komt, moej de pet ofzetten (Coevorden)
- versuddern: Ofzetten, het versuddert hielemaole (Dwingelo)
- wriekboom: Ik had de bok zo vaste op de wal zitten, da'k hum mit de wriekboom ofzetten mus (Elim)
- wuppen: Wuppen, dan muj mit de voeten an menare oe ofzetten en argens aover hen springen. De arms zweide ie (Hoogeveen)