U zocht voorbeeldzinnen met daarin "onbenullig"
Resultaten 1 - 3 van 3
- onbenullig: Wat is dat een onbenul; hie kan zo onbenullig veur 'n dag kommen (Sleen)
- onbenullig: Woor bemuit hij zuk met, zo'n onbenullig stuk vreten (Emmer Erfscheidenveen)
- schieterij: Om een onbenullig schieterijgie kregen ze roezie (Zeyen)