U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ongelukkig"
Resultaten 1 - 8 van 8
- beschempen: Je mugt een ongelukkig mèensk niet beschempen (Ekehaar)
- doem: Ik bin ongelukkig vallen, ik heb de doem oet het lid (Padhuis)
- keukeln: Het mens lop zo ongelukkig te keukeln (Exlo)
- ongelukkig: Hij kwam ongelukkig terecht (Odoorn)
- ongelukkig: Ongelukkig, as ze oe veur een hekse anzagen (Kerkenveld)
- ongelukkig: Hij is van de zolder vallen en is zien heile leven ongelukkig bleven (Barger Oosterveld)
- pinken I: Die man löp ongelukkig, hij pinkt (Schoonebeek)
- urre: Ik was mit vliegers vake ongelukkig; meestal gungen ze urre (Meppel)