U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ongemak"
Resultaten 1 - 11 van 11
- fiks II: Aj niet te fiks binnen, hej ongemak of zoks-zo-wat (Smilde)
- oetzieken: As het ongemak niet goed uut eziekt is, kan er nog wel ies een naoklap komen (Wapserveen)
- ongemak: IJ hebt meer ongemak as gemak van een steeinpoest (Eext)
- ongemak: Ik heb de wasmesiene kepot. Wat een ongemak (Oosterhesselen)
- ongemak: Het liekt niet best mit hum; hij hef een verkeerd ongemak (Ruinerwold)
- ongemak: Het is een pienlijk en langdurig ongemak (Meppel)
- ongemak: Die zit altied met ongemak op de kop en in het gezicht
- ongemak: Dat kind zat onder het ongemak
- riestern II: Schei toch ies uut te riestern, ie kunden wel onder het ongemak zitten (Ruinerwold)
- verkeerd: een verkeerd ongemak
- verschonen: IJ mut je geregeld verschonen, anders kriej ongemak (Schoonebeek)