U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ongemakkelijk"
Resultaten 1 - 9 van 9
- ongemakkelijk: Wat zitten mij die schoenen ongemakkelijk (Schoonoord)
- ongemakkelijk: Dat warkt niet vlot, dat warkt ongemakkelijk (Gasselte)
- ongemakkelijk: Hij har zoveul eten, hie was der ongemakkelijk van (Anloo)
- ongemakkelijk: Ik veul mij zo ongemakkelijk, alles döt mij zèer (Emmen)
- ongemakkelijk: Mien beste peerd is doodgaon; ik bin der ongemakkelijk van (Roden)
- ongemakkelijk: Het zit heur aordig ongemakkelijk
- ongemakkelijk: Zie hef het er ongemakkelijk mit (Noordscheschut)
- ongemakkelijk: ongemakkelijk
- seupel: Seupel is stief en ongemakkelijk (Anderen)