U zocht voorbeeldzinnen met daarin "onnuur"
Resultaten 1 - 8 van 8
- onnuur I: Wat een onnuur van een vent is dat (Hooghalen)
- onnuur II: Hij löp er aordig onnuur bij (Dwingelo)
- onnuur II: Het zaag der mor onnuur oet (Roderwolde)
- onnuur II: Ik dee de deur niet lös, want het was zuk onnuur volk (Anloo)
- onnuur II: De man stonk onnuur (Roswinkel)
- onnuur II: Wat onnuur min volk (Eexterveen)
- onnuur II: Dan was hie hellig, onnuur kwaodkopt
- onnuur II: Het is een onnuur lompend licht vörkien