U zocht voorbeeldzinnen met daarin "onrustig"
Resultaten 1 - 3 van 3
- netenschieter: Dat peerd is zo onrustig, daor vlög vast een netenschieter bij (Anloo)
- onrustig: Hij zat onrustig op de stoel te drèeien (Sleen)
- onrustig: Mien man is al een heel tied weg, ik maok mij onrustig