U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ontholden"
Resultaten 1 - 12 van 12
- briefien: Kuj het ontholden of moet ik je een briefien metdoen (Sleen)
- dommelachtig: Hij wordt dommelachtig, hij kan niks meer ontholden (Vries)
- dreet: IJ kunt er gien dreet van ontholden (Sleen)
- graanzerig: Aj waegenassen heur vet ontholden, begunnen die in 't eerste een graanzerig geluud te maeken (Smilde)
- knup: Ast nich ontholden kanst, leg dan 'n knup in dien buusdouk (Barger Compascuum)
- middag: Hij kan ontholden van twaalf uur tot de middag
- naomiddag: Hij kan ontholden van twelf ure tot de naomiddag (Wapserveen)
- ontholden: IJ moet het goed ontholden, 26 mèert moew hen Harmtien (Sleen)
- ontholden: Die much nooit wat; die heb ze alles ontholden (Pesse)
- ontholden: In zo'n toestaand wordt kinder vaak hiel wat ontholden (Zwiggelte)
- ontholden: Die kou moej het vreten wat ontholden
- verlèren: De iene kan het best ontholden en de aander verleert het (Hoogeveen)