U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ontsteuken"
Resultaten 1 - 11 van 11
- gehiemelte: Het gehemelte is een beetie ontsteuken (Diever)
- kaakbot: Het kaekbot is vaste wat ontsteuken (Diever)
- ontsteuken: De hiele mondholte is mij ontsteuken (Coevorden)
- ontsteuken: Die ontsteuken haand is hielmaol glèende (Mantinge)
- siepoog: Siepogen bint dikke, waterige en wat ontsteuken ogen (Meppel)
- tandvleis: Het taandvleis was ontsteuken (Odoorn)
- tandvleis: Aj zoere appels èet, daor kan het tandvleis van ontsteuken wurden (Koekange)
- tepel: De tepel is ontsteuken (Dalen)
- uierzalf: As de spenen ontsteuken bint, dan moej uierzalf gebruken (Beilen)
- veurkwartier: har het veurkwartier ontsteuken (Hijken)
- vurig: Die wonde is ontsteuken, dunkt mij, die is zo vurig (Klazienaveen)