U zocht voorbeeldzinnen met daarin "onverschillig"
Resultaten 1 - 10 van 10
- hottentot: Een hottentot is een dom, onverschillig, brutaol en slordig meense (Coevorden)
- kalf I: Die kerel, dat is zo'n onverschillig kalf (Zuidwolde)
- klabiender: een starke man met lange bienen en een wat onverschillig en holterig figuur (Oosterhesselen)
- onabel I: Een onabel is onverschillig, onbeleefd en onfetsoenlijk (Stieltjeskanaal)
- onabel I: ...is roeg en onverschillig (Mantinge)
- onverschillig: Hie is zo onverschillig as e laank is (Eexterveen)
- onverschillig: ...een onverschillig stuk vreten (Wapserveen)
- onverschillig: Het is mij onverschillig, wat a'k kriege (Zuidwolde)
- onverschillig: Dat lat mij niet onverschillig
- pet I: Bi'j niet te spreken? Wat hej de pette ja onverschillig op (Ruinerwold)