U zocht voorbeeldzinnen met daarin "onweersbui"
Resultaten 1 - 3 van 3
- garst: De garst was met een onweersbui almaol tegen de vlakte gaon (Borger)
- schaoren I: De kouen schaoren bai een onweersbui bai mekaor (Norg)
- schoefeln: Bij een onweersbui schoefelt de koenen bij mekaor