U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opbreken"
Resultaten 1 - 16 van 16
- begeven: Daor zul ik mij mor niet in begeven, het kun je wel is zwaor opbreken
- bitter II: Dat kan hum wel eeis bitter opbreken (Eext)
- deurscheren: Eerst opbreken en dan op twei maken. De darde laoge was deurscheren en en veierde was liek leggen (Barger Compascuum)
- opbreken: Wij moet de fundering opbreken (Balloo)
- opbreken: Een scheidpaal opbreken
- opbreken: Het dreugt zo haard, wie mouten neudig aan het opbreken (Emmer Erfscheidenveen)
- opbreken: As ie begunden mit opbreken, ...opgooien, wörden der twei laogen op het slag leg um ruumte te krieg (Barger Oosterveld)
- opbreken: Törf opbreken: 3 rijen opbreken en die legde men op 3 vaste rijen en nao een week goed dreugen zett (Pesse)
- opbreken: Opbreken is van de aine diek op de andere zetten (Eelde)
- opbreken: Dat zal hum zoer opbreken (Roderwolde)
- opbreken: Vaste goederen opbreken
- opgooien: opsmieten, opbreken
- opringen: Nao het opbreken uut het slag mussen ie de törf opringen; as ze later dreuge waren, ummeringen en n (Zuidwolde)
- opwerpen: opbreken
- umkammen: Nao het opbreken weur de bagger opkamd. Was dei laoge dreuge dan weurden ze umkamd: de dreugen under (Barger Compascuum)
- zoer II: Het zal je zoer opbreken