U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opdoeken"
Resultaten 1 - 4 van 4
- bolwarken: Ze kunden het niet bolwarken, ze hebben de zaak mutten opdoeken (Meppel)
- opdoeken I: Wij moet de iemen nog opdoeken (Sleen)
- opdoeken II: Wi'j wel ies rap opdoeken! (Dwingelo)
- schroeter(d): Die vervelende schroeter mag um mij wel opdoeken (De Wijk)