U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opdrèeien"
Resultaten 1 - 5 van 5
- ofschoeven: Ze hebt het wark mooi van zuk ofscheuven en het bestuur der veur laoten opdrèeien (Odoorn)
- opdoen: opdrèeien
- opdrèeien: As die moor lus geeit, dan moej der twee opdrèeien (Anderen)
- opdrèeien: Laot hum praoten en laot jou niet opdrèeien
- opdrèeien: Het locht opdrèeien (Sleen)