U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opdrukker"
Resultaten 1 - 5 van 5
- opdouwer: opdrukker
- opdrukker: Hij hef een beste opdrukker had (Norg)
- opdrukker: De eerappelschippers haarden een opdrukker achter het schip (Barger Compascuum)
- opdrukker: Met een opdrukker gung het aordig gauwer as met een scheepsjaoger (Borger)
- opduwer: opdrukker