U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opduken"
Resultaten 1 - 2 van 2
- opduken: Iene, die goed zwömmen kan, kan een ding van de bodem van het zwömbad opduken (Wapserveen)
- opduken: Wij hadden hum zo'n toer niet zien, mar toen kwam e weer opduken (Stieltjeskanaal)