U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opgeblaozen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- kikker: Wat een opgeblaozen kikker
- opblaozen: Ik heb zo'n opgeblaozen gevuul in het lief (Schoonoord)
- opgeblaozen: Hij was zo dik in het gezicht, zo dienderig, zo opgeblaozen (Erica)
- papperig I: ...niet arg gezond, zo papperig en opgeblaozen (Nieuw Amsterdam)